Bij aankomst in Nederland staat de Molukse militairen een koude douche te wachten. Ze zijn aan boord gegaan als militairen van het voormalige KNIL die tijdelijk de status van militair van de Koninklijke Landmacht hebben, maar krijgen in Nederland te horen dat ze uit militaire dienst zijn ontslagen. Dat is in de vergadering van de Ministerraad op 19 februari 1951 beslist.
Het ontslag en het gevoel afgedankt te worden door het land waar ze loyaal aan waren, zorgen voor een slechte start in Nederland.
De militairen starten een rechtszaak tegen de Nederlandse Staat om hun ontslag aan te vechten. Dat verloopt aanvankelijk succesvol want de rechter van het Militair Ambtenarengerecht stelt hen in het gelijk. Maar in het Hoger Beroep dat de regering vervolgens aanspant, beslist die rechter dat de ambtenarenrechter niet bevoegd was om een uitspraak te doen. Er volgen nog meer rechtszaken en protesten maar die leveren niets op: het ontslag blijft gehandhaafd.