Het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger was een koloniaal Nederlands leger dat van 1814-1950 heeft bestaan. Het leger bestond voor honderd procent uit beroepsmilitairen en werd aangestuurd vanuit het ministerie van Koloniën.
Dit leger is op den duur Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) gaan heten. Het Indische leger speelde een grote rol in de acceptatie van het Nederlandse gezag in de regio. Al in de zeventiende eeuw werden Molukkers voor het leger gerekruteerd omdat zij bekend stonden als trouwe en moedige krijgers. Molukkers werden in het gehele Nederlands-Indische gebied ingezet ter handhaving van de orde en het gezag. Gedurende de eerste periode van de twintigste eeuw werd de relatie tussen de Nederlanders en de Molukkers steeds hechter. Een groot gedeelte identificeerde zich met het Nederlands-Indische gouvernement en met het Huis van Oranje.
De militairen van het KNIL en hun leiding worden daarna ondergebracht bij de Koninklijke Landmacht van het Nederlandse leger. Waaronder ook de Molukkers.
De Nederlanders die deel hadden uitgemaakt van de KNIL gingen terug naar hun vaderland, maar de grote groep Molukse KNIL-soldaten konden nergens naar toe. Ze konden niet terug naar de Molukken, omdat daar een opstand was uitgebroken. Dit kwam omdat President Soekarno al snel bleek aan te sturen op de eenheidsstaat Indonesie in plaats van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesie. Dit vormde een schending van de kort daarvoor ondertekende overeenkomst van de Rondetafelconferentie, waarin de rechten van de verschillende deelstaten gegarandeerd waren, inclusief het recht om uit de federatie te treden. Op de Molukken wordt daarom voor de werkelijke realisatie van de eenheidsstaat de vrije Republiek Maluku Salatan uitgeroepen. De president van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesie, Soekarno, stuurt daarop een troepenmacht naar de Molukken. Waarop een enorme strijd losbarst. Het was de voormalige Molukse KNIL militairen daarom verboden om terug te keren naar de Molukken. Soekarno was bang dat deze goed geoefende militairen deel zouden nemen aan deze opstand.
“Prachtige tentoonstelling, een verhaal wat verteld moet worden!”
Annette
De voormalige Molukse KNIL militairen kregen de keuze om deel te worden van het Indonesische leger wat een aantal Molukkers ook deden. Maar het grootste gedeelte wilde dit omdat zij bang waren om ingezet te worden tegen hun eigen mensen op de Molukken. De andere keuze was om tijdelijk naar Nederland te gaan. En daar naar een oplossing te zoeken. Vanaf maart 1951 kwamen daarom 12.500 Molukse Militairen met hun families naar Nederland.